Heijendaalseweg 300, 6525 SM Nijmegen
024 - 355 80 29
sss.nijmegen@kloosterbrakkenstein.nl

Preek van de week

Zondag 19 maart, 4de zondag van de veertigdagentijd, Pater Aloys

Zien en niet zien. Wie heeft er van ons niet mee te maken. Vroeger kende wij dat spelletje: Ik zie ik zie wat jij niet ziet wat is het is. Je zei dan: “Groen” of andere kleur en jij moest dan raden wat de vrager gezien had. Maar met dit spelletje kwam ik al vroeg in mijn leven bij de harde werkelijkheid. 

Bij mijn moeder die slecht ziende en een oom die blind was. In huis moest je niet te veel veranderen want dan kon de blinde of slechtziende weleens struikelen. 

Maar je zult van je geboorte maar blind zijn. Er wordt een stuk van je leven afgenomen. Je bent beperkt in je doen en laten. Jezus ontmoet vandaag  zo iemand en door de ernst van zijn situatie beginnen de leerlingen een vraag te stellen. Heeft die man of hebben zijn ouders gezondigd. En met een pennenstreep als het ware schrapt hij deze. Noch hij noch zijn ouders hebben gezondigd. En dan komt misschien wel een stukje zin die wij misschien te snel lezen. 

Jezus zegt: maar de werken Gods moeten in hem openbaar worden. De werken Gods, wat zijn de werken Gods? Dit heeft alles te maken met helen wat kwetsbaar is, helen wat kapot is. Niet de vraag wie gezondigd heeft is belangrijk maar dat wij de werken Gods doen. En ik kan veel opnoemen wat fout is gegaan. Maar wat doen wij er mee? Hoe kijken wij naar de dingen om ons heen? God, zo is de ervaring van de schrift, kijkt anders zoals wij dit in de eerste lezing hoorde. Moeten wij soms ook wel eens anders kijken? 

Jezus zegt vandaag dat hij jou niet loslaat. 

Hoe jij hier ook zit. Zoals hij de blindgeborene niet los laat mogen wij zonder onderscheid groeien in geloof. Je ziet bij de blindgeborene verschillende fasen in geloof. Tot hij de mensenzoon erkende. Zodat hij ziet wie hem werkelijk heeft aangeraakt en het zicht op het leven heeft geven. 

Ik kan natuurlijk vandaag tot u zeggen wat wij niet zien of wel zien. 

Maar ik kan u ook vragen om vanmiddag in het zonnetje te gaan zitten en het verhaal nog eens door te lezen met de vraag: “Waar staat u in dit verhaal?” Wie is de leerling? Wie zijn de blindgeborene, de ouders, de farizeeën, de buren. Geen van hen draagt in het verhaal een naam. Zij worden geduid naar beroep, roeping of in het verhouden tot de blindgeborene. 

Ieder van ons zijn kan zijn naam erop leggen. 

Alleen Jezus wordt met name genoemd. 

Aan wie zal jij jouw naam geven?

Durf je te zeggen dat je niet ziet? 

En wie is de werkelijk blindgeborene in het verhaal?

Ziet u of ziet u het niet?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *