
Zondag 7 juli, 14e zondag door het jaar, Pater Jim

We hebben een nieuwe minister-president, en die nam afgelopen week voor het eerst van zijn leven deel aan een debat in de Tweede Kamer. Dat is hem niet meegevallen, zo liet hij achteraf weten. Hij zei: “Het kwam af en toe wel heel dicht op je huid. Het waren bijna persoonlijke aanvallen.” Zijn vriendin, die niet in het Haagse circuit werkt, had met stijgende verbazing zitten kijken, en dacht: wat gebeurt daar in hemelsnaam? Ze was waarschijnlijk niet de enige.
Het zou kunnen dat de hoofdpersonen in de drie lezingen van vandaag zich zoiets ook weleens hebben afgevraagd: Ezechiël, Paulus en Jezus. In de eerste lezing stuurt God de profeet Ezechiël naar het volk van Israël, dat wordt beschreven als een “opstandig volk”, een volk dat God voortdurend heeft getart. Ezechiël krijgt de opdracht om Gods boodschap over te brengen.
De roeping van Ezechiël, en die van vele andere profeten, laat zien dat het vaak geen pretje is om profeet te zijn. De profeet en zijn boodschap stuiten steeds op weerstand en afwijzing. Zijn ze daarom een slechte profeet? In onze samenleving zou een profeet waarschijnlijk worden afgerekend op zijn maatschappelijk succes, maar God kijkt anders. In zijn ogen is niet de acceptatie van de boodschap maatgevend voor de kwaliteit van de boodschapper, maar diens trouw aan God, trouw aan de opdracht.
In de tweede lezing hoorden we een beroemde zin van de apostel Paulus: “Als ik zwak ben, dan ben ik sterk.” Waarom zei hij dat? Paulus was aanvankelijk een fanatieke vervolger van christenen. Hij was iemand met macht en gezag, iemand ook met een radicale kijk op leven en geloof.
Vanuit die kijk wilde hij ook in Damascus de christenen vervolgen, maar onderweg werd zijn kracht plotsklaps veranderd in zwakheid. Er was een hemels licht, en Paulus werd blind. Als een klein kind moest hij aan de hand worden genomen. In Damascus was hij afhankelijk van zijn verzorger, nota bene een christen. Het was juist in zwakheid, in afhankelijkheid, dat hij openstond voor het woord van God.
En dan is er Jezus. Hij had zich zijn optreden in de synagoge van Nazaret wellicht anders voorgesteld. Zijn wijsheid en de eerder verichte wonderen worden niet aanvaard. In tegendeel, de mensen maken zich kwaad. Ze wijzen op zijn nederige afkomst als zoon van een timmerman, en ze trekken zijn autoriteit in twijfel. Hun vroegere bekendheid met Jezus leidt tot minachting. Ze zijn niet in staat om Hem te zien zoals Hij werkelijk is.
Ondanks de vernieuwende verkondiging van Jezus en de wonderen die Hij verricht, wordt Hij niet aanvaard. De mensen van Nazaret kunnen de Jezus zoals ze Hem kenden van vroeger niet in overeenstemming brengen met de Messias die daar voor hen staat. Jezus op zijn beurt is verbaasd over hun ongeloof. En dóór dat ongeloof is Hij niet in staat om daar veel wonderen te verrichten. Wordt Jezus daarop afgerekend door de Vader? Nee, Jezus is trouw aan zijn opdracht, en Hij zal dat ook blijven, tot het bittere eind toe.
In deze drie lezingen zien we twee terugkerende elementen. Het gaat over ontvankelijkheid voor het woord en de opdracht van God. Ezechiël, Paulus en Jezus stonden open voor dat woord, stonden open voor de roeping. En alle drie waren ze bereid om onder moeilijke omstandigheden dat woord uit te dragen, om het te delen, in de overtuiging dat de wereld daarmee geholpen was.
Als Kerk, als geloofsgemeenschap hebben we met diezelfde elementen te maken: de uitnodiging tot luisteren, en de liefdevolle opdracht van de Vader om het ontvangen Woord ook te delen. In een wereld die daar vaak niet voor open staat. Misschien raken we ontmoedigd door het gebrek aan meetbaar succes, maar dat is niet hoe God kijkt. Hij kijkt naar onze intentie, naar onze trouw, en naar onze bereidheid om zijn wil te doen.