
Zondag 13 oktober, 28e zondag door het jaar, Pater Jim

Het evangelie van vandaag is van een ontroerende schoonheid, en tegelijk heel confronterend. De ontroering zit in de manier waarop Jezus omgaat met iemand die Hem om advies vraagt. De confrontatie zit in het onvermogen van deze persoon om dat advies ook op te volgen.
Het gaat over een rijke jongeman die aan Jezus vraagt wat hij moet doen om het eeuwig leven te verwerven. Jezus antwoordt dat hij de geboden van Mozes moet naleven. De man zegt: dat doe ik al. Heel goed, zegt Jezus, maar er ontbreekt nog één ding: verkoop alles wat je hebt, geef het geld aan de armen, en volg Mij.
Voordat we verder gaan is het goed om even te kijken naar de subtiele manier waarop Jezus hier zijn goddelijkheid toont en daarmee het gewicht van zijn antwoord. In het begin van dat antwoord noemt Jezus de belangrijkste geboden die door God waren gegeven als leidraad voor het leven. Voor een Jood in de tijd van Jezus waren de wetten van God ook het enige wat telde.
Maar Jezus heeft het lef om te zeggen dat er daar iets aan ontbreekt. En Hij voegt er iets aan toe, te weten: laat alles los wat jou aan de aarde bindt, zodat je in staat bent om je helemaal aan Mij te geven. Doordat Jezus iets toevoegt aan de goddelijke regels, onderstreept Hij zijn goddelijke autoriteit. En Hij daagt de jongeman uit om die goddelijkheid te erkennen in een mens, die voor hem staat.
Paus Benedictus schrijft in een van zijn Jezus-boeken over een rabbi, Jacob Neusner, die zich verdiepte in het christendom. Op zeker moment stelde de rabbi zichzelf de vraag of Jezus iets heeft weggelaten uit het Oude Testament, zeg maar: de joodse Bijbel, met daarin de wetten van Mozes. Nee, zei de rabbi, Jezus heeft niets weggelaten, maar Hij heeft wel iets toegevoegd, namelijk: zichzelf. En dat brengt ons terug bij het Evangelie van vandaag, waar Jezus zegt: volg Mij. Wij als christenen volgen niet een bepaalde ideologie of een boek, maar een goddelijk persoon, en dat is Jezus. Hij is de poort die toegang geeft tot het eeuwig leven, tot het rijk Gods.
Zodra Jezus de vraag van de rijke jongeman heeft beantwoord, volgt de reactie van de man. Hij zegt niets, maar “ontdaan” gaat hij heen, want hij heeft veel bezittingen. Jezus heeft de man laten weten dat hij heel dichtbij was, dat hij eigenlijk al bij het voorportaal van de hemel stond. Maar helaas, de man kan er niet naar binnen. Het gewicht van zijn bezit ketent hem vast aan de aarde.
Het mooie van dit verhaal is dat er in de houding van Jezus geen enkel verwijt zit. Er staat: Jezus keek hem liefdevol aan. Jezus hóudt van deze man. Hij houdt van zijn goedheid, en van zijn oprechte wens om het nog beter te doen.
Vraagt Jezus van ons dat wij al onze spullen verkopen, het geld aan de armen geven en Hem volgen? Nee, niet letterlijk. Wij mogen best onze baan houden. En ons huis, onze vakanties, de auto, de smartphone. De vraag die Jezus wél aan ons stelt, is: wat betékenen die spullen voor je?
Het gevaar zit niet zozeer in het bezit op zich, als wel in de betekenis die we eraan hechten. Het gevaar zit in een te sterke hechting aan al die dingen. In de wens om steeds meer te hebben, en in jaloezie op de buren om hun grotere auto. Het gevaar zit ’m in het gemak waarmee we via internet spullen kunnen kopen die we eigenlijk niet nodig hebben. Of in de behoefte om steeds even op de telefoon te kijken of er nog een berichtje is. Hoeveel ruimte laat dat nog voor Jezus?
Misschien kan de evangelielezing van vandaag ons inspireren tot het nadenken over deze dingen. En als we dat doen, mogen we beseffen dat Jezus ons liefdevol aankijkt, wachtend op het moment dat we vanuit de grond van ons hart zeggen: ja, Heer, ik wil graag met U mee.
Amen