Zondag 8 december, 2e zondag van de Advent, pater Jim
In de afgelopen week heb ik met verbazing naar het nieuws uit Zuid-Korea gekeken. In beeld was de Zuid-Koreaanse president. Hij kondigde de staat van beleg af en schoof het parlement aan de kant. Dat deed hij met een vreemd argument. Hij zei: om de vrijheid te beschermen moet ik de vrijheid afschaffen. Het was een voorbeeld van brutaal leiderschap.
Dat is niet van vandaag of gisteren. In het evangelie van vandaag noemt Lucas enkele mannen op die in zijn tijd aan de macht waren. Dat waren bepaald geen lieverdjes. Keizer Tiberius was een ongelooflijke schurk, een corrupte sadist. De landvoogd Pontius Pilatus was volgens geschiedschrijvers immoreel en corrupt. Herodus stond bekend om zijn buitengewone wreedheid. En de twee hogepriesters die worden genoemd, deugden ook al niet. Met andere woorden: het was droevig gesteld met zowel het wereldlijke als het geestelijke bestuur.
In die verduisterde wereld verschijnt dan Johannes de Doper, om de komst van het licht aan te kondigen. Deze Johannes had jarenlang in de woestijn geleefd, bij een groep monniken. Daar had hij zijn spirituele vorming ontvangen, en daar ontving hij het woord van God, zoals Lucas schrijft. Met die bagage trok hij naar de streek rond de Jordaan, waar hij de mensen opriep tot bekering door het doopsel.
Het gaat over een weg die moet worden afgelegd, over een zuivering. Door het doopsel wordt men bevrijd van de oude, verduisterde mens, en begint men een nieuw leven in het licht van Christus. Vorige week begonnen wij aan onze weg met dat eerste kleine vlammetje op de adventskrans.
Over wegen gaat het vandaag ook nadrukkelijk in de lezingen. Lucas citeert uit de profeet Jesaja: “Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht. Elk dal moet gevuld, elke berg of heuvel worden geslecht.” Dezelfde woorden klonken in de eerste lezing bij de profeet Baruch.
Dat lijkt allemaal misschien wat ver van ons bed, en toch gaat het ook over ons. Advent is immers een periode van inkeer. Een tijd om te kijken naar oneffenheden in ons leven. Naar de heuvels die in de weg kunnen staan tussen ons en God. Johannes nodigt ons uit om naar binnen te kijken, maar wíllen we dat ook? Misschien is het nieuwe licht zo helder dat we van onszelf meer te zien krijgen dan we fijn vinden. Dat zou een reden kunnen zijn om binnenkort in deze kerk deel te nemen aan de boeteviering.
De heuvels en valleien in deze lezingen hebben nog een andere betekenis. Het vullen van de valleien gaat ook over het teniet doen van diepten en dalen in het leven van anderen. Het gaat over armoede, over misdeelden, over mensen aan de zelfkant. De lezingen roepen op om de gaten in de weg te dichten. Om mensen te helpen om weg te komen van de uitzichtloosheid en ze weer hoop te geven.
Het slechten van de heuvels gaat ook over het bestrijden van dubieuze figuren als keizer Tiberius en Pontius Pilatus, of van hedendaagse machtsbeluste presidenten, of ze nu in Zuid-Korea zijn of in Syrië. Het gaat over de noodzaak van bekering, om onder leiding van die nieuwe koning uit Betlehem op weg te gaan naar het licht van de hoop.
Johannes de Doper nodigt ons in deze Adventstijd uit tot een eerlijke blik naar binnen; én tot een blik naar buiten, gericht op de naaste, en gericht op Christus, het licht der wereld. Naar dát licht mogen wij toeleven in deze donkere dagen.
Ik wens ons nog een vruchtbare Advent.