Heijendaalseweg 300, 6525 SM Nijmegen
024 - 355 80 29
sss.nijmegen@kloosterbrakkenstein.nl

Van de schoonheid en de troost (1631)

Door Peter Nissen.

De tocht door de veertig dagen brengt ons op deze vijfde zondag niet zomaar ergens. We komen in de tempel van Jeruzalem, het centrum van de gevestigde religie, de plek waar schriftgeleerden en farizeeën zich graag ophouden. Op deze zondag lezen we als evangelie de tekst van Johannes 8,1-11. De zondag heet naar de introïtus zondag Iudica, want het openingsgezang begint met woorden uit psalm 43: ‘Iudica me Deus’, doe mij recht, God, verschaf mij rechtvaardigheid. Daarover gaat het deze zondag: dat aan mensen recht gedaan wordt. En dat betekent voor de Eeuwige: dat mensen mildheid mogen ervaren, barmhartigheid, vergeving.
Over vergeving ging het vorige week ook al. Ik vertelde toen al dat elkaar vergeven momenteel niet echt hip is, maar dat we er tegelijk allemaal naar verlangen. En dat die vergeving van Gods kant onvoorwaardelijk is, ‘om niet’. Wat er in je leven is gebeurd, blijft niet aan je kleven. Het hoeft je niet gevangen te houden. Er kan elke dag, elk moment een nieuw begin zijn. 
Dat krijgt vandaag een vrouw te horen die in de tempel door de schriftgeleerden en de farizeeën bij Jezus wordt gebracht. Zij zou op overspel betrapt zijn. O, denk ik dan, daar zijn er toch altijd minstens twee bij betrokken? Waar is die ander, vermoedelijk een man, dan? De vrouw staat er alleen voor en haar vooruitzicht is beklemmend, ja vreselijk. Op overspel staat namelijk de straf van steniging. Zo schreef het boek Leviticus het voor (Lev. 20,10) en wel voor beide echtbrekers. Opnieuw: waar is die ander? Steniging is een vreselijke straf. In de afgelopen jaren lekten er wel eens beelden uit van een steniging in Islamitische Staat, en dat terwijl die straf helemaal niet in de Koran voorkomt, alleen in twee hadiths, buiten de Koran overgeleverde uitspraken van de profeet. In de Bijbel komt steniging wel voor, en het is dus maar goed dat de SGP niet de baas is in ons land, want die partij wil de Bijbel altijd zo graag letterlijk navolgen.
Jezus zet drie prachtige stappen in dit evangelieverhaal. Als de schriftgeleerden en farizeeën van Jezus willen weten wat Hij van de kwestie vindt, uiteraard met de bedoeling om Hem op zijn woorden te kunnen vangen, antwoordt Hij niet met woorden, maar Hij schrijft in het zand. Het is de enige keer dat we horen dat Jezus iets schrijft, en het is zo vluchtig als wat: er is niets van bewaard gebleven. Dit moet de schriftgeleerden hebben herinnerd aan wat in het boek Daniël over koning  Belsassar van Babylonië verteld wordt. Bij hem verschenen vingers die op de gepleisterde muur van zijn paleis ook een tekst schreven: mene mene tekel ufarsin, God heeft een einde gemaakt aan uw koninkrijk. De schriftgeleerden en farizeeën, de onbarmhartige bewakers van de wet, de regelvereerders, de scherpslijpers van het religieuze establishment, konden de boodschap begrijpen: het is afgelopen met jullie macht. Jullie spel is voorbij, ga maar haar huis.
Dat gebeurt dan ook na de tweede stap: Jezus vraagt ‘Wie van jullie is zonder zonden? Die mag de eerste steen gooien.’ Zij realiseren zich hun eigen gebrekkigheid. Zij beseffen dat zij niet het recht hebben een ander aan te klagen. Zij weten dat iedereen vuile handen maakt, en vooral mensen die veel macht hebben. Zij druipen af.
En dan komt de mooiste stap: Jezus richt zich tot de vrouw, want tot haar heeft nog niemand gesproken, en Hij plaatst haar in het midden van de aandacht. En zij die tot nu toe zonder stem en zonder recht was, krijgt van Jezus het initiatief: zij mag zichzelf vrijspreken! Zij mag zichzelf verlossen van een zware last, zij mag zich bevrijden van de doodsbedreiging. Ik vind dit een van de meest ontroerende momenten in het hele Johannesevangelie. 
En Jezus sluit zich bij haar vrijspraak aan: ‘Ik veroordeel je ook niet’ (waarom de NBV21 in deze intieme scène van het Griekse σε het afstandelijke ‘u’ maakt, ontgaat mij). En Jezus bemoedigt haar om haar levensweg te vervolgen: ‘ga nu maar verder en zondig niet meer’. Waarom zij van de NBV21 ‘naar huis’ moet gaan, ontgaat mij ook; in het Grieks staat er πορεύου, en dat werkwoord betekent eerder zoiets als ‘reizen, wandelen’, ook in de betekenis van ‘levenswandel’. De Willibrordvertaling doet het beter door te vertalen ‘ga heen’, maar ‘heengaan’ heeft ook een wat morbide bijklank. ‘Ga verder’ lijkt mij daarom beter.
Zet je levensreis voort, blijf niet hangen in het oude, laat je niet gevangen houden door wat geweest is. Sta op en wandel verder. De (vermeend) overspelige vrouw beleeft in de evangelielezing van vandaag al Pasen: zij mag weer opstaan en verder gaan.

[Jezus schrijft in het zand. Miniatuur in de Codex Egberti, rond 980 vervaardigd in het scriptorium van het benedictijnenklooster van Reichenau voor aartsbisschop Egbert van Trier en bewaard in de Stadsbibliotheek van Trier, folio 46verso. Jezus schrijft hier de woorden ‘terra terram accusat’, de aarde klaagt de aarde aan. Daarmee is bedoeld: de schriftgeleerden en farizeeën redeneren volgens aardse wetten en niet volgens die van God, want dat is de wet van liefde en barmhartigheid. Latijn zal Jezus zo goed als zeker niet gekend hebben.]

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *