

Door Pater Jim.
Vandaag gedenken we de apostelen Petrus en Paulus, die hun leven gaven voor Christus en zijn kerk. Dat was een kleine tweeduizend jaar geleden, maar toch zijn beiden nog dichtbij. Het graf van Petrus bevindt zich in de St. Pieter in Rome, in een catacombe recht onder het altaar.
Die plaats is een soort bevestiging van de woorden van Jezus die we zojuist hoorden in het Evangelie. Hij zegt daar over Petrus: “Op deze steenrots zal ik mijn kerk bouwen.” Als paus Leo vandaag in de St. Pieter de Mis viert, dan doet hij dat op het graf van Petrus. Het graf van Paulus bevindt zich op enige afstand van de St. Pieter, in de basiliek St. Paulus-buiten-de-muren.
Petrus en Paulus hadden veel talent, een grote passie en een diep geloof. Maar ook waren ze, net als wij, behept met menselijke zwakheden. Petrus had een paar keer blijk gegeven van een gebrekkig vertrouwen in de kracht van Jezus, en ook hij had Hem tot drie keer toe verloochend. Toch gaf Jezus hem de opdracht om de Kerk op te bouwen, als eerste paus.
En Paulus was aanvankelijk een fanatieke vervolger van christenen, en hij was medeverantwoordelijk voor de dood van Stefanus. Juist hij werd door Jezus geroepen om de tweede pilaar van de kerk te worden. Deze leiders kregen het soms flink met elkaar aan de stok, maar ze slaagden er steeds in hun meningsverschillen bij te leggen.
En zo zien we dat de kerk niet is gebouwd op perfectie. Het is van meet af aan een instituut geweest dat zoekende zijn weg is gegaan, en dat zich met vallen en opstaan heen heeft ontwikkeld. Jezus wíst dat, toen Hij ermee begon. Hij wist van zijn leerlingen en al hun opvolgers door de eeuwen heen wat hun tekortkomingen waren. Hij weet ook van ons wat onze tekortkomingen zijn. En toch vraagt Hij aan ons allen om mee te werken aan zijn kerk.
Paus Franciscus heeft dat idee een nieuwe en krachtige impuls gegeven met het synodaal proces, dat is bedoeld om eenieder van ons te betrekken bij de ontwikkeling van de kerk. Franciscus heeft de deur opengezet, en het is nu aan zijn opvolger Leo om dat proces door te zetten. En als we die weg gaan, dan mogen we kijken naar Petrus en Paulus, die het vaak niet met elkaar eens waren, maar die altijd met respect naar elkaar zijn blijven luisteren. Naar elkaar, en naar de heilige Geest.
Petrus en Paulus hebben beiden hun leven geheel en al in dienst gesteld van Christus, en beiden wisten van tevoren dat het voor hun hen persoonlijk een riskante onderneming zou worden. Toen Jezus kort voor zijn hemelvaart aan Petrus de opdracht gaf om herder van de kerk te worden, zei Hij erbij: “Toen u jong was, ging u waarheen u wilde, maar wanneer u oud bent, zal een ander u brengen waarheen u niet wilt.” Hiermee zinspeelde Jezus op de dood van Petrus.
Ook Paulus wist dat zijn keuze voor Christus voor problemen zou zorgen. Bij zijn bekering in Damascus liet Jezus aan hem zien hoeveel hij – Paulus – zou moeten lijden door zijn verkondiging van de verrezen Heer. Maar dat vooruitzicht weerhield hem er niet van om de weg te gaan die God hem had toebedacht, en daardoor een martelaar te worden.
‘Martelaar’ betekent eigenlijk getuige, en dat zijn Petrus en Paulus beiden geworden. Vandaag vieren we dan ook niet zomaar het feest van deze apostelen, maar in het bijzonder hun dood. Volgens de overlevering stierf Petrus in het jaar 64, en Paulus drie jaar later, ook in Rome.
Wij hoeven geen martelaren te worden, maar we mogen wel getuigen zijn. In de tweede lezing van vandaag zegt Paulus: “De Heer heeft mij terzijde gestaan en mij kracht gegeven.” Wij kunnen daar ook om vragen. Opdat eenieder op zijn eigen plek en naar eigen vermogen kan getuigen van de liefde van God.