Heijendaalseweg 300, 6525 SM Nijmegen
024 - 355 80 29
sss.nijmegen@kloosterbrakkenstein.nl

Van de schoonheid en de troost (1157)

Vandaag, op de zesentwintigste zondag door het jaar (de tweede van de herfst op de oecumenische kalender), wordt er in de evangelielezing net als de vorige week zondag in een wijngaard gewerkt. Het rooms-katholieke leesrooster reikt de tekst van Matteüs 21,28-32 aan. Het oecumenische leesrooster laat de lezing eerder beginnen, bij vers 23, maar combineert daarmee twee teksten die nogal sterk van elkaar verschillen en volgens mij ieder een heel eigen thema hebben. Een hele toer voor predikanten die aan beide teksten recht willen doen. Het eerste gedeelte, vers 23-27, gaat over de volmacht van Jezus en Johannes de Doper en is bij alle drie de synoptici te vinden (Marcus 11,27-33 en Lucas 20,1-8) en in verkorte vorm, beperkt tot de vraag naar de volmacht van Jezus, zelfs bij Johannes (2,18-22). Het tweede gedeelte, de lezing dus volgens het rooms-katholieke leesrooster, is alleen bij Matteüs te vinden. Daarom houd ik het maar bij dat leesrooster.
De vorige week ging het over werkers die op verschillende tijden van de dag door de landheer in dienst werden genomen, maar die aan het eind van de dag allemaal hetzelfde overeengekomen dagloon kregen uitbetaald, een denarie, het bedrag dat ze nodig hadden om te kunnen leven. Vandaag gaat het over iemand, ‘een mens’ (ἄνθρωπος), die twee zonen heeft. Hij vraagt aan de ene om in de wijngaard te gaan werken, maar die wil niet. Later bedenkt hij zich en gaat toch. De vader vraagt ook aan de tweede zoon om in de wijngaard te gaan werken. Die zegt ja, maar doet het niet. Wie, zo vraagt Jezus nu, heeft nu de wil van zijn vader gedaan? De eerste natuurlijk.
[Voor de liefhebbers een kleine tekstkritische kanttekening: de volgorde van de antwoordende zonen is in de Bijbelhandschriften niet steeds dezelfde. Er is een groep handschriften waarin de vader eerst bij de zoon komt die nee zegt maar het toch doet en volgens bij de ander, en een andere groep handschriften laat hem eerst bij de zoon komen die zegt te gaan, maar het niet doet. Sommige Bijbelvertalingen (Statenvertaling, Bijbel in Gewone Taal, NBV21) volgen de eerste groep, andere (NBG, Willibrordvertaling, Naardense Bijbel) de tweede groep. Voor de duiding van de tekst lijkt het me geen gevolgen te hebben.)
Die ene zoon geeft gevolg aan de oproep van zijn vader μεταμεληθεὶς: nadat hij zich bedacht heeft, tot inkeer is gekomen, berouw heeft gekregen. Het werkwoord μεταμέλομαι wordt in de evangelies alleen door Matteüs gebruikt, drie keer. Het is een combinatie van μετά, met of na, en μέλω, ergens zorg aan besteden, ergens om geven. Met je gedrag geef je gevolg aan iets wat je overwogen hebt. Dat ‘gevolg geven’ lijkt me een centraal thema in deze evangelietekst. Jezus vertelt de parabel van de twee zonen in de tempel in Jeruzalem, waar hij onderricht geeft en waar de hogepriesters en oudsten naar Hem zijn komen luisteren (Matteüs 21,23). Hij richt zich met het vervolg op de parabel direct tot hen: tollenaars en hoeren, de mensen die door jullie worden verafschuwd en gemeden, zullen eerder het koninkrijk binnengaan dan jullie! Want jullie hebben je niet bedacht (οὐδὲ μετεμελήθητε) en anders dan de tollenaars en hoeren schenken jullie geen geloof.
Geloof betekent dus: gevolg geven aan je ommekeer. En dat betekent navolging. En navolging vraagt om oprechtheid. Niet de uiterlijke schijn telt, niet je imago, niet loze woorden, maar de praktijk van de navolging geeft de doorslag. De Eeuwige doorziet de schone schijn, de leugen en de hypocrisie. Kortom, practice what you preach. Want God verkijkt zich niet op mensen.

[De parabel van de vader en de twee zonen, gravure uit 1534-35 van de Duitse rondreizende schilder en tekenaar Georg Pencz (1500-1550), Metropolitan Museum of Art, New York. Interessant is dat uit de gravure nog niet is op te maken wie van de beide zonen wel en wie niet in de wijngaard gaat werken.]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *